zaterdag 30 november 2013

LAWRENCE DURRELL (1912-1990)




EEN PORTRET VAN THEODORA

Ik herinner me haar door een gouden fonkeling
In de pupil van één oog, een merkwaardig
Rossig goud: en na zoveel jaren
Niet meer aan haar muzikale lijf te hebben gedacht ―
Met die te lange armen, te dunne polsen ―
Herinner ik me slechts de onzekere verlangens
Die mijn lichaam verwarden. Ik zal niet
Ontkennen dat haar praal lachwekkend was, stedelijk:
Maar je kon er een treurige, door slapeloosheid
aangetaste plattelandslach doorheen horen.

Geen van deze ontmoetingen is voorzien,
Neem ik aan, of nagelaten door de toonbeelden
Van stedenliefde ― een stad gesticht
In de naam van de liefde is voor mij altijd
Bruin gezicht, witte tanden, goedkope zomerjurk
Met witgroene strepen en dan
Voorgoed een karmozijnrood vonkend oog.
Ik realiseerde me dat al jaren niet meer.
Het oog lag ergens in hinderlaag.

Dan, in een andere stad met dezelfde
Bedompte adem, vuile lakens, midden
In een afscheid: dezelfde duistere slaapkamer,
Arctisch witte pispot en wreed ijzeren bed, zag ik
Het licht van een straatlantaarn Theodora lostornen,
Als een versleten trui, ogen en mond van rimpels
Ontdoen, haar jeugd van verband, om me de wonden
Te tonen die ik nooit eerder had begrepen.

Hoe had ik die kwetsuren kunnen veronachtzamen?
De bloederige vegen van een lieftallige lach
Uitgesmeerd als Osiris ergens in de duinen?
Nu herken ik haar alleen door mijn ervaring
Te laat, tussen al die andere geweldige overlevenden
van de razernij van de stad, en geef haar een plaats
temidden van de klassieke minnaars ― de uitverkorenen!


Uit: The tree of idleness (1955)
Foto: Anne Purkiss



www.alberthagenaars.nl

zaterdag 19 oktober 2013

MICHEL-DANIEL ROBAKOWSKI



EEN VROUW

een vrouw als een bron een vrouw
in mijn armen duizelingen
die vochtige hellingen word ik.

de boten met hun klapperende zeilen sidderen
in strak gelid keren de meeuwen naar de haven.

ik ga over in die wierige lakens ik zwem
het bed opent zich het bed
aan de liggende buik
een vrouw bezingt het water
tussen de lippen de liefde word ik.

kruipvissen de zonnen verstrengelen met oceanen.

ik leg een aquarium mijn wil op
een vrouw als uit een bron een vrouw
in mijn armen houd ik de zee
ik word één met die razende schuiten.



Dit gedicht werd aangetroffen in de bloemlezing 'Poètes du Nord', Poésie 1, Éditions Saint-Germain-des-Prés, Paris, 1973. Het werd oorspronkelijk gepubliceerd in de bundel 'Les Hauts d'Aventures', Uitgeverij Traces, 1971.



www.alberthagenaars.nl

zondag 22 september 2013

CEMAL SÜREYA (1931 - 1990)



KORT NIETTEMIN MIJN LEVEN

Toen ik een lucifer afstak
Werd alles dat opgloeide jouw gezicht
Toen ik een lucifer afstak
Want elk gezicht is een land

Toen ik mijn sigaret aanstak
Want elke sigaret is een woord
Toen ik mijn sigaret aanstak
Werden de herfstige dagen een lied

Een duif wanneer ik sterf
Blad voor blad met verdriet
Een duif wanneer ik sterf


Naar de Engelse vertaling van Nermin Menemencioğlu


www.alberthagenaars.nl

dinsdag 13 augustus 2013

AHMAD CHAWQI (1868 - 1932)



*

Ik bezit een metalen uurwerk,
zoals niemand er een heeft;

het zet uit en krimpt,
als een volhardend hart.

Zijn wijzers en de tijd
zijn voortdurend met elkaar in conflict.

Het loopt en ik, ik treuzel;
het kan me weinig schelen dat het stilvalt.

Ik zie het, zonder me te ergeren,
vooruitlopen, en dan weer vertragen.

Maar ik draag het aangezien
het me zo misleidt met de tijd.


Naar een anonieme Franse vertaling.



www.alberthagenaars.nl

zondag 30 juni 2013

ANNE STEWART




WINTERGENOT

Let us have winter loving that the heart
May be in peace and ready to partake
Of the slow pleasure spring would wish to hurry

Elizabeth Jennings (Winter Love)


Waakzaam ligt zij naar de storm te luisteren
die door nissen boven binnendringt,
herrie in het huis schopt, smetteloze wanden
striemt, van alles naar binnen jaagt.

Ze hoort de taal van de tuin, dun als dorens
die glas krassen, alpenplanten die zich aan leven vast-
klampen, plastic stoelen die staan te klapperen.
En jij ligt bij me. Boten in een veilig dok.

Zij luistert ingespannen, hoort nu hoe de sparren
zich krakend schrap zetten in de windstoten
maar jij snurkt te luid, tevreden met de manier
waarop het leven aan jou voorbij kabbelt.

Buien schreeuwen als schurken en slaan
op het raam alsof ze jou moeten hebben. Luister!
Luister naar de bomen, loeiend als walvissen
terwijl ze schudden en schokken. Zie hun vuisten.



WINTER LOVING

She lies awake listening to the storm.
It breaks in through open transom lights;
runs riot through the house, a vandal gouging
pristine walls. Bringing the outside in.

She hears the garden’s talk, thin as thorns
scratching glass, alpines clinging for dear life,
plastic chairs sitting themselves down hard.
And you lie close. Boats in safe harbour.

She tries to listen better, strains to hear
the scrape of firs digging in their heels
against the gale, but you snore too loudly,
content with life just lapping at your sides.

Thugs of rain shout and batter at the window
as though they’d come to sort you out. Listen!
Listen to the whale-song of the trees as they
wallow in it. See how they shake their fists.



www.alberthagenaars.nl

vrijdag 28 juni 2013

KHALED NAJAR (2)




GEDICHT

Ik draag de kaars en de bloemen
In de stilte van mijn hand
Ik draag de spiegel, de kous en de wolk
In de stilte van mijn hand
Jouw lied is verdwaald in een verre zomer
En in de olielampen
Draag ik het schrift, de havens en de zee.

De vlinders
En het verdriet van de eeuwigheid



IK WAS KLEIN

Toen ik nog klein was
Was de wind mijn onderkomen
De schoolbel mijn muziek

Ik vertrok
Duister als het noorden
Samenzwerend als het voorjaar
Ik vertrok
Tot aan de bronnen
In het holst van de nacht
De wereld reflecteerde
In mijn eerste spiegel
De iep
groeide door in mijn droom
Als op een eiland


Uit: Le poème arabe moderne, Maisonneuve & Larose, 1999.
Naar de Franse vertaling van Tahar Bekri.





www.alberthagenaars.nl
wikipedia

maandag 6 mei 2013

JACQUES PRÉVERT (1900 - 1977)



BLOED EN VEREN

Herdachte leeuwerik
het is jouw bloed dat vloeit
en niet het mijne
herdachte leeuwerik
ik heb mijn vuist gebald
herdachte leeuwerik
mooi dood vogeltje
je had niet uit mijn hand
het zaad van de vergetelheid
moeten komen eten.



www.alberthagenaars.nl

zondag 17 maart 2013

JEANNE BESSIÈRE





HET ONDERKOMEN

Het vuur als uitspraak
De zee als herinnering
golf op golf heen en weer
tot warrelend schuim
withete woorden

Een ploegland van wier en zout
waar schelpdieren ontkiemen
de wind een weerwerk
zand ruimte vlees en bloed
opgetrokken uit lucht en baksteen

Een lijf als een landschap
een ander onderkomen bezit ik niet


Uit: L'autre face, Ed. Jacques Tillie, 1963.



www.alberthagenaars.nl
wikipedia

zaterdag 2 maart 2013

PATRICE CAUDA (1925 - 1996)





*

De stilte is vervuld
Van zaad alom
Mijn lippen zwellen
Bij de oproep van de vrucht
Je benen branden
Tussen mijn armen
Je lijf is een vaartuig
Dat me meevoert
Tot in de offerande van je heupen
Ik heb mijn toekomst beleefd.

Uit: Domaine Vert (1962).



www.alberthagenaars.nl
wikipedia

zondag 3 februari 2013

REBECCA LINDENBERG





CARNAVAL

Het masker dat schroeit als een viool, het masker
dat alleen dode talen zingt, dat zich erin verlustigt
beschadigend te worden opgezet. Het masker
dat zucht als een vrouw ofschoon
een vrouw het draagt. Het masker bedekt
met zoetwaterparels, met zaden. Het bepluimde masker,
het masker met een bestikte mond, een vollemaansgezicht,
met een geheelde houw die herfst betekent. Een norse blik
die begeren verbergt. Een groteske plooi. Hier is
een masker met een bek, een masker met tressen. Hier is
een masker zonder ogen, een masker dat er uitziet
als een masker maar dat niet is - probeer alstublieft
maar niet de linten los te trekken.
Het masker dat munten sneeuwt, het masker vol wespen.
Masker van kant om ontsnappende gedachten te verstrikken.
Reik me het masker met rouge, dat van bladmuziek.
Of het jakhalsmasker, het verhullende masker
dat minnaars vereenzelvigt met nacht.



‘Carnival’, Uit: ‘Love, an index’, 2012. McSweeneys Publishing.



www.alberthagenaars.nl
wikipedia